|
Paardenbloembij
Andrena humilis |
Zwartbruinachtig gekleurde bijen met zwarte poten en grijsgeelachtige beharing; achterlijf gerimpeld en zwakglanzend |
Lengte: vr&m 10-12 mm |
Lees meer |
|
|
|
|
|
|
Grafiek en kaartje naar T.M.J .Peeters et al. |
Vrouwtje: fimbria en scopa geel; kop en borststuk geelgrijsachtig en achterlijf geelachtig behaard, fijn gerimpeld en zwak gepuncteerd; achterranden tergieten met smalle, gele, zwak doorschijnende rand; oogstrepen geelbruin; lengte 10 -12 mm. |
Mannetje: kopschild (clypeus) bijna geheel (met 2 zwarte vlekjes) of gedeeltelijk geel; kop, borststuk en achterlijf vanaf de bovenzijde gezien (grijs)geelachtige behaard; lengte 2e vlaglid antenne ongeveer gelijk aan lengte 3e + 4e vlaglid; achterrand sternieten met afstaande witte beharing; lengte 10-12 mm. |
Vliegperiode: tweede helft april - half juli. |
Habitat: foerageert in kleinschalig grasland of randen van graslanden, schrale tot matig voedselrijke bermen en taluds van rivierdijken. |
Nesten en milieu: in zandige tot lemige bodems. |
Bloembezoek
Is geheel afhankelijk van (gespecialiseerd op) composieten met lintbloemen: onder meer paardenbloem en groot streepzaad; volgens Westrich (1989) ook muizenoor, gewoon biggenkruid en ruige leeuwentand. |
Voorkomen in Nederland: Vrij zeldzaam ten zuidoosten van de lijn Assen-Middelburg |
Koekoeksbijen: Nomada integra en N. femoralis. |
Beheer:vegetaties waarin de paardenbloembij foerageert worden vaak/meestal 2 x per jaar gemaaid. De eerste maaibeurt vindt dan vaak plaats in de 2e helft van de vliegperiode. Voor deze bijen zou een late maaibeurt eind juli beter zijn; er zou niet voor eind augustus gemaaid mogen worden. Beter is een labeurt per jaar in september of een gefaseerd maaibeheer. |
|
Paardenbloembij - Andrena humilis |
Terug |
|
|
Paardenbloembij - Andrena humilis |
Terug |
|
|
Tweekleurige wespbij - Nomada integra |
Terug |
|
|
|